headerimg

 

Woordenboek  Letter: S.


Saras = Pestkop

Schánse = Takkenbossen

Schánsehoop = Houthoop, berg

Scharre = Schrapen

Schaeldaes = Steekvlieg

Schaere = Scheren

Schebbig = Versleten

Scheer = Schaar

Scheuteling = Varken

Schielik = Onverwacht

Schielvers = Schilvers

Schier = Bleek

Schierluk = Kort erlangs gereden

Schiethuus = Bangerik / Wc

Schietmel = Lang soort onkruid

Schiétpaol = Schietbomen (schutterij)

Schietvlek = Ontsteking aan het oog

Schik = Plezier

Schink = Ham

Schobbe = Schuren, krabben bij jeuk

Schoebejak = Onverzorgd persoon

Schoeks = Scheef / Schuin

Schóer = Onweersbui

Schóeren = Onweersbuien

Schoester = Schoenmaker

Schôkkele = Schudden

Schôllek = Schort / Schooier

Schôl = School

Schup = Schep / Spade

Schop = Schuur

Schöpke = Dennenappel / Lammetje / Klein schuurtje

Schottelslet = Vaatdoek

Schravele = Onhandig voortbewegen

Schroefstok = Bankschroef

Schroét = Kalkoen

Schroppaol = Schuurpaal voor de beesten

Schutspaol = Oplegpaal bij de schietbomen

Schuupe = Ergens naar toe gaan / Rondstruinen

Semmele = Mompelen / Zeveren Slam Modder

Sleup = Kram

Slibbere = Glijden op ijs

Slieps = Stropdas

Sloebere = Slurpen

Sloof = Halve Schort

Slup = Schoot

Smalt = Vet van de kaatjes

Smèale = Mopperen

Sméar = Slaag

Smelle = Onkruid

Smiespelle = Fluisteren

Smiezel = Motregen

Smorend zat = Stom dronken

Snaps = Jonge klare

Sneijer = Kleermaker

Snetsele = In stukjes knippen of snijden.

Sneuzel = Puber

Snolle = Snoepen

Snuie = Hard rijden

Snuije = Stelen

Snutte = Rukken / Trekken

Snuut = Gezicht

Spaaje = Spitten

Spaon = Splinter

Spéije = Overgeven

Sperjus = Asperges

Spienze = Gluren

Spinnejéager = Ragebol

Spinneke = Haarspeld

Spoeije = Haasten

Spört = Sport van ladder

Spuul = Aanrecht

Spuule = Afwassen

Staketsel = Omheining

Stalen = Lijken

Startputje = Steelpan

Steevel = Laars

Stekbéare = Kruisbessen

Stekelvéarke = Egel

Stekruuf = Knolraap

Stelemoes = Raapstelen

Stenôllie = Petroleum

Stevels = laarzen

Stiefmöskes = Viooltjes

Stik = Amper / Maar net / Heel schuin omhoog

Stoebbe = Paardenbloemen

Stoekdraod = Schrikdraad

Stoeke = Kaarten schudden

Stöffer = Handveger

Stöffere = Vegen met de handveger

Strabánt = Vlegel

Streije = Debatteren

Strekel = Hout om de zeis te scherpen / Kwajongen

Strieker = Masseur

Striekers = Lucifers

Striekhöldjes = Lucifers

Stuupke trekke = Tossen

Stuut = Rond brood

Sukerpin = Suikerbiet