Woordenboek Letter: H.
Haam = Paardentuig
Haaibaai = Bijdehand kind
Haariezer = Aambeeldje om de zeis te haren(met hamer dun te kloppen)
Haffel = Handvol
Haffele = Onhandig bijeenrapen
Hampelman = Sukkel
Heffelke = Mooi stel
Heks = Wervelwind
Heksescheut = Spilt
Hekseschòl halde = Spijbelen
Hel = Goed bij verstand
Hemke = Voorwerp (balk) om een werktuig door een paard te laten trekken.
Herfsthaan = Verwaande kwast
Hergezien = Ogenblik
Hiepke = Klein bijltje
Hinkelmenneke = Ketel
Hof = Tuin
Hofmoes = Boerenkool
Holt = Hout
Holveren = Klauteren / Ongecontroleerd over objecten heen stappen/vallen
Hommele = Donderen
Hoomp = Stuk kaas
Hoompele = Mank lopen
Hondsbloeme = Margrieten
Hondsvot = Sukkel
Hort = Kippenstok
Hort op = Op stap / Weg dus niet thuis
Hortig = Gejaagd
Houwe = Slaan
Huffe = Tillen
Huus = Huis
Huuverig = Bang