Woordenboek Letter: K.
Kaafzak = Bed
Kaes = Kaas / Troep tussen de tenen
Kammerui = Kameraden
Kappesmoes = Zuurkool
Kappus = Kool
Kaere = Vegen
Kelderzeug = Pissebed
Kerkpiet = Vrome kerkganger
Kerseluchter = Kandelaar
Kiebig = Kras
Kiep = Kip
Kieps = Pet
Kier = Keer
Kierke = Varkentje
Kietje = Gevangenis
Klepboks = Trage persoon
Klètske = Klein beetje (water in glas)
Klètskes = Etensresten
Klingelbuul = Geldzak in de kerk
Kloeternat = Door en door nat
Klòj = Oud kapot ding
Klòje = Prutsen
Klös = Grote schoenen of klompen
Klötje = Klein strikje / Klein mannetje
Klots ei = Roerei
Klut = Huismus
Kluutte = Kluiten
Knalpiep = Uitlaat
Knaoje = Zaniken
Knaok = Botte kerel
Knaos = Steekvlieg
Knaster = Modder
Kneije = Tegen de wind in fietsen
Kniers = Vuiligheid
Knip = Portemonnee
Knipser = Schakelaar
Knoers = Beenmerg
Knóevele = Knuffelen
Kodde = Uit de ogen na slapen
Koes = Varken
Kóetele = Ruilen
Kôje = Spek / Kaantjes
Koontekruuper = Slijmbal
Koppeltjekuukele = Koprollen
Krangs = Tegen de keer in
Kransvertéare = Feest
Kranze = Versieren aan de voordeur
Kratse = Krabben
Krek = Juist, klopt, precies
Krets = Roos, schurft
Krieszaag = Cirkelzaag
Krietje = Schrijfkrijt
Kroenekraan = Kraanvogel
Kruut = Appelstroop
Kuiere = Praten
Küme = Zuchten / Persen
Kuulleke dröle = Knikkeren
Kuulter = Cultivator
Kwáke = Roddelen
Kwats verkope = Onzin vertellen
Kwatse = Onzin vertellen
Kwèke = Krijsen
Kwòien hoest = Kinkhoest