Pètje Linders.
Pètje was een rasechte Aijenaar. Hij werd geboren als Peter Johannes Linders op de Poal onder Aijen op 23-05-1903. Als zoon van Henricus Linders en Hendrika Otten. Reeds in de Middeleeuwen komt in de annalen van het Aijense Gilde de naam van het geslacht Linders voor. In 1917 ontstond er brand in de keuterij van de familie Linders en de buitenlandse verzekering keerde slechts Fl.500.- aan schade uit en aangezien moeder Linders ook nog overleed, verhuisde de familie naar Venray, alwaar de 15 jarige Pèt “den boer op ging”. Hij werkte 1 jaar in Oirlo en 1 jaar in Holthees waar hij bij de boer ging wonen. Zijn hart was echter verpand aan Aijen en omgeving. Dit was de reden dat Pèt boerenknecht werd bij Weys op de Wehr en bij Greutel (Groetelaers, daarna boerderij van Mientje van den Hoogen) in de Holshaeg en later bij Frederiks in Heukelom, alwaar hij tot zijn trouwdatum bleef. Ten dien tijde leerde Pèt zijn echtgenote, Johanna Catharina Derksen geboren op 07-04-1907 kennen in de Afferdse buurt “Hengeland”, als dochter van Frederikus Wilhelmus Derksen en Anna Maria Hendriks, die een boerderijtje exploiteerden in de “Knollenkamp” aldaar. In de herfst van 1928 werd van Boetsen Pèt (zaalhouder aan de Rijksweg) een keuterijtje gekocht. Dit gebouwtje met zeer laag dak, lag in Nieuw-Bergen waar nu het zwembad/ESG gevestigd is. Het oude boerderijtje is echter ten offer gevallen aan de uitbreiding van Nieuw-Bergen. Cato en Pèt zouden in de voorwinter van 1928 gaan trouwen, maar boer Frederiks waar Pèt nog steeds als boerenknecht werkte, had toch liever dat Pèt zijn jaar “vol” maakte tot 1 mei. Dat was de reden om het huwelijk nog uit te stellen. Achteraf hadden Cato en Pèt er geen spijt van, want het werd een “harde” winter. Tijdens de wintermaanden van 1928 -1929 werd het boerderijtje verhuurd aan de 37-jarige “Len van de Halve Moan", dit voor fl2,50 per week. Len had er geen moeite mee om deze wekelijkse huurprijs van 1 rijksdaalder bij elkaar te schrapen.
Maar ook deze strenge winter ging voorbij en zo brak de trouwdag aan, 14 mei 1929. Pastoor Berden zou in de kerk van de H.H.Comas en Damianus te Afferden het huwelijk inzegenen. Er was toentertijd in Afferden zegge en schrijve één auto, namelijk die van Sef Heijligers, die ook taxi reed. Doch aangezien Sef naar de Cuijkse markt moest op deze vroege woensdagmorgen, moesten Pèt en Cato ’s morgens onder “moeders paraplu” in de stromende regen vanaf de Heijense Molenaar naar Afferden lopen alwaar om 8.30 de huwelijksmis begon. Ook de terugweg moest te voet worden afgelegd naar het Hengeland alwaar ten huize van de ouders van het bruidje werd gegeten. In de namiddag werd er per stoomtram naar Bergen vertrokken om in hun eigen huis aan de heikant de bruiloft verder voort te zetten met familie, buren, vrienden en bekenden. Zoals toentertijd gebruikelijk trokken bruid en bruidegom met de bruiloftsgasten achter de trekharmonica de herbergen ter plaatse af. Het bruiloftvieren was niet van de lucht, in de herbergen van Lamers en Schelbergen aan de 4-sprong in Bergen. Verder bij Den Boetsen Pet, bij Van Rhee en Van Haren aan de Bergsche Hei. Aangezien Pèt medeoprichter en bestuurslid van de Jonge Boeren-vereniging was, was er een grote aanhang op de bruiloft. Toen de volgende morgen om half zes de bruiloft ten einde was, konden Pèt en Cato tezamen geen 5 gulden meer bij elkaar leggen. En dan te bedenken dat er de eerste 3 weken geen werk was voor de jonge bruidegom, dus ook geen verdiensten en niet even "de steun" halen zoals tegenwoordig, dat was er niet bij. Doch ondanks zo’n zuinig begin hebben Cato en Pèt het samen goed kunnen vinden, samen hard gewerkt, een groot gezin grootgebracht en zich goed opgewerkt. Terwijl men op de werkverschaffing 10 á 11 gulden in de week kon verdienen, kon Pèt na 3 weken werk vinden bij het vee- en kunstmestbedrijf van Havens in Maashees. Het loon 17 gulden per week en er werd gewerkt van 7 uur ‘smorgens tot 7 uur ’savonds. Met ploegen van 6 man werden schepen gelost, 2 man “opzakken” 2 man wegen en 2 man de zakken van 100 kg uit het schip over de ladder naar de wal dragen. Als dan tegen de avond het schip niet leeg was, moest er overgewerkt worden en werden een stel boterhammen aangerukt en vaak tegen negen uur werden de arbeiders per roeiboot de Maas overgezet. Dan stonden daar hun fietsen in de "ossenweiden", dan ging het zwaar vermoeid naar huis maar evengoed de volgende morgen om 7 uur present in Maashees. In het stof des aanschijns heeft Pèt zo zijn kost moeten verdienen en heel vaak waren de schouders “doorgedragen” . Als Pèt na zo’n vermoeiende dagen thuis kwam was het werk nog niet ten einde.
Op het land werken hoefde Pèt dan niet, daar zorgde opa Linders en Fried van Heesch voor. Pet had alleen het toezicht hierop. Maar Pèt had nog een handel in petroleumlampen om de kippen mee om te “luchten” zodat ze meer eieren zouden leggen. Niet zozeer het verkopen van de lampen, nee de service-werkzaamheden, zoals het vernieuwen van de “lampenkousjes”, daar was Pèt in de avonduren nog vaak lang mee bezig. Na jarenlang in het lossen van de schepen bij Havens gewerkt te hebben, plaatste Havens hem in de mengvoer- en verkoopafdeling, dit was een hele verlichting voor hem. Na 8 jaren bij Havens gewerkt te hebben werd in Aijen het boerderijtje van de familie van Bommel gepacht en aangezien het bedrijfje te klein was om van te leven, ging Pèt aan het “voerwerken” met paard en kar (lokaal transport) veelal met Jeu van Aarden uit Bergen. Vele vrachten veevoer en kunstmest vanaf Havens en het Landbouwbelang te Wanssum naar Aijen en Bergen, meestal naar de molenaars Thei Simons van de St.Antonius molen te Aijen en naar Albert Koenen aan de Rijksweg. Vooral het van de veerpont rijden in Well was soms gevaarlijk door de hoge oevers en bij wat glad weer, dan gleden de paarden makkelijk weg en moesten Pèt en Jeu de paarden “voorspannen”. Nol Driessen was hun beste vriend op het veer in Well en tijdens het middaguur liet hij soms de hele lagere school aanrukken om Pèt en Jeu met hun karren op “straat” te krijgen. Toen de 8 kinderen van Cato en Pet opgroeiden werd de boerderij vergroot en kreeg Pèt er andere baantjes bij. Zo werd hij in 1940 Secretaris-zaakvoerder van de Aijense Eier-vereniging” St.Antonius Abt”, dit als opvolger van Frans en Lei van Douveren. In het kleine arbeidershuisje op de Suikerberg werden de eieren van de Aijense kippenhouders bij elkaar gebracht en door Pèt verder verzorgd. Dit werk heeft Pèt 27 jaren volgehouden en later werden de eieren door Kubbes Tissen ingepakt en bleef Pèt Secretaris. In 1948 werd Pèt tevens Secretaris-controleur van de Fok- en Controlevereniging “De Toekomst” in de gemeente Bergen. In alle vroegte moest Pèt "de boer op" om melk te gaan “scheppen”. Hiervoor had hij ook nog eens twee winters cursus moeten volgen, speciaal voor het Secretariaat. In 1961 trouwde zoon Wiel in het ouderlijk bedrijf in en zette het bedrijf voort. Het zal duidelijk zijn dat Cato en Pèt een zeer arbeidzaam leven hebben geleid, de eerste 8 huwelijksjaren bij Havens en dan thuis nog bijverdienen en daarna een eigen boerenbedrijf opbouwen.
De zorg voor een groot gezin met daarbij de oorlogsjaren 1940-1945 en vooral de oorlogswinter van 1944-1945, toen de familie Linders net als zo vele andere de evacuatie-voetreis naar Rijssen moest maken. Bij dit alles bleef Pet tijd houden voor het verenigingsleven in Aijen. Toen het Aijense Gilde "St.Antonius Abt. St.Agatha" gedurende de wereldcrisis van de dertiger jaren op non actief was geraakt kwam er op het eind van de dertiger jaren "leven in de brouwerij". De timmermanswerkplaats van wethouder en locoburgemeester Korting ging in 1938 in handen van bakker Jan Coppus, die er een bakkerij in vestigde. De in 1852 door Baron Pieter de Liedel te Well, gebouwde St Anthonius-molen in Aijen, kwam in handen van de uit Vierlingsbeek afkomstige molenaar Thei Simons eveneens in 1938. Een jaar tevoren was Pèt Linders weer terug naar Aijen komen wonen en toen op kermis-woensdag 5 oktober 1938 Frans van Aerssen opdracht kreeg om een heroprichtingsvergadering uit te schrijven, werd Jan Coppus voorzitter, Piet Wolters secretaris, Harrie Wijenberg penningmeester en Pèt Linders en Thei Simons bestuursleden. Met slechts een korte onderbreking is Linders steeds lid van het bestuur van het Gilde geweest, als zodanig heeft hij hiervoor ontzaglijk veel werk verzet en nadat Jan Coppus in 1948 de voorzittershamer overdroeg aan Frans van Aerssen volgde 12,5 jaar later Harrie Wijenberg Van Aerssen weer op. Tijdens de jaarvergadering van 1972 werd Pèt Linders voorzitter, een taak die hij ondanks zijn minder goede gezondheid met zorg en toewijding vervulde. In 1972 werd het 70 jaar van de heroprichting in 1902 gevierd.
Bij die gelegenheid werd Pèt als voorzitter door Hare Majesteit onderscheiden met de Zilveren Ere medaille, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau. Bij gelegenheid van de viering van het 50-jarig bestaan werd in 1952, een zeer groot 2 zondagen durend feest gevierd. Als onderdeel van dit feest werd de revue “AYEN GAAT ‘M BEGAAIEN” geschreven en opgevoerd, waarin “Jan den Duvel” als Aijenaar werd vertolkt. Bestuurslid Pèt Linders had een der hoofdrollen in deze opvoeringen en te meer hij Jan den Duvel als kind had leren kennen op “de Poal”, ging hem dit bijzonder goed af. Zeer gaarne vertelt Pètje Linders nog over Jan den Duvel, toen die nog vanaf zijn woonhuis aan de grens adres Aijen D171 via de Poal naar Aijen ging om inkopen te doen. “Jonges” zei Jan dan,”je hoeft voor mij niet bang te zijn” en aan de hand van den Duvel liep hij dan een eindje mee. Het kon niet anders want 14 mei 1979 werd een grote dag voor Cato en Pèt Linders met familie, vrienden en bekenden, maar ook en vooral met het Aijense “St.Antonius Abt. St.Agatha Gilde”. Het Gilde is aan de Gouden Bruidegom en eveneens aan de Gouden Bruid, veel dank verschuldigd. Dit zal blijken op deze feestdag. Op uitdrukkelijk verzoek van de Gouden Bruidegom wordt te voet naar de Kapel en daarna naar de feestzaal gelopen, zoals ze toen ook 50 jaren geleden in Afferden ter trouwmis gingen, echter met dit verschil dat dit keer Het Gilde het Gouden Paar naar en van de kerk naar de feestzaal heeft begeleid. In zijn geboorte- en woonplaats Aijen overleed hij op donderdagavond 28 februari 1986 op 83-jarige leeftijd.
(Auteur Frans van Aerssen)