Oorlogsjaren. 1940-1945 beleefd door de familie Geurts
Dit verhaal is geschreven door Marianne Poelman-Morsink, opgemaakt uit de verhalen van haar moeder Dini Geurts.
Tijdens de oorlogsjaren waren in de beginjaren Duitse soldaten ingekwartierd op de boerderij van de familie Geurts. Dat zal ongetwijfeld bij meerdere families het geval zijn geweest. Moeder werkte al in Venlo maar was ook regelmatig in Aijen.
De Duitsers, veelal boeren jongens, werden niet gehaat maar waren op hun hoede met wat ze zeiden omdat er 1 hevige aanhanger van het nazi regime onder hen zat maar wanneer de Duitsers met mijn oma alleen waren of haar meehielpen vertelden ze haar, hoe of ze naar hun boerderij verlangden, waar ouders of een jonge vrouw hun werk moesten doen. Er ontstonden afstandelijke vriendschappen en toen later veel van de bij hen ingekwartierde Duitse soldaten aan het oostfront moesten vechten, waarbij velen hun benen of hun leven verloren was het gezin echt verdrietig.
Als kind vonden we dat vreemd , haar antwoord op onze vraag : “We zagen hen niet als vijanden maar als jongens die verplicht waren om te gaan. Behalve dan die ene, dat was een echte nazi”. Dat antwoord begreep ik pas vele jaren later. De oorlogstijd heeft veel met het dorp Aijen gedaan. Eerst werden overal Duitse soldaten ingekwartierd, later werd er heftig gevochten, het dorp lag tussen het Sperrvuur.
Er moest worden geëvacueerd in november 1944. Tijdens de gevechten werd de hoogliggende boerderij van de familie Geurts totaal verwoest. De familie, of misschien een deel ervan, woonde toen bij de familie van Mill die een boerderij hadden achter waar nu de familie Heldens woont. De boerderij van de familie Heldens is van na de oorlog en vroeger lag daarnaast een witte wat lange boerderij die van de familie van Mill zou zijn geweest. Ik weet niet hoe het er voor de oorlog uitzag. Wat ik wel weet is dat de provisiekelder van de familie Geurts via een soort loopgraven bereikt kon worden.
Af en toe ging men weckflessen halen uit de kelder van de gebombardeerde boerderij. Dat was een riskante onderneming omdat er handgranaten in de grond zaten. Op een middag liepen mijn tante Mia, mijn moeder Dini, een jong dienstmeisje van de familie van Mil, Thea met op haar arm een peutertje Bertje, van de familie van Mil, door de “loopgraven” om eten te halen. Op de terugweg is het dienstmeisje met op haar arm het peutertje op een landmijn gestapt, een grote explosie volgde, moeder en zus Mia vlogen daarbij in de mestvaalt maar het meisje en het peutertje waren op slag dood. De moeder van het kindje was zo in shock dat ze niet meer kon praten. Weken later, de moeder hing was aan de lijn, wat verder achter de boerderij, toen ze opeens het schoentje van haar kindje zag liggen en ook een gedeelte van zijn voetje. De moeder gilde en gilde. “We sprongen allemaal op van schrik en renden naar buiten. Ze hield het schoentje omhoog en gilde, het ging door merg en been, vanaf dat moment kon zij alleen nog maar huilen.”
Evacuatie eind 1944.
In allerijl begroeven de mensen uit Aijen hun kostbare spullen in de grond nadat een Duitse officier opdracht tot evacuatie had gegeven. Moeder legde haar prachtige met fijne kruissteekjes geborduurde tafellakens en beddengoed in een kist die de grond in ging. Veel tijd was er niet. Het gezin Geurts ging te voet via Duitsland, waar mensen huilend langs de weg stonden en hen te eten gaven. Bij s’Heerenberg kwamen ze de grens over om vandaar verder te lopen door de Achterhoek naar het Noorden. Samen met haar zus Mia liepen ze tot in Friesland. Oudere mensen gingen met de paardenwagen. Hen werd als eerste plaats aangeboden bij particulieren.
“Omdat we jong en fit waren en het fijn vonden om te lopen, liepen we zoveel mogelijk verder”, zei moeder die vaak over de tocht vertelde. Oude mensen en mensen met kleine kinderen hadden het zwaar maar voor ons was het ook een ontdekking om te zien hoe of mensen in de rest van Nederland leefden.” Dat was vaak een openbaring. In Drenthe vonden ze onderkomen bij een boeren familie die vertelde hen dat er in hun streek pas getrouwd mocht worden wanneer het meisje in verwachting was. De reden: “Want we trouwen hier niet met een kat in de zak”. Moeder vond dat vreselijk, men wil kinderen en wanneer de vrouw geen kinderen krijgt dan spreken ze daar over een vrouw als over :” Een kat in de zak.” Ze kon daar, haar hele leven, niet over uit.
Op een dag vroeg een echtpaar in Beilen (Friesland) aan Dinie en Mia of zij niet bij hen wilden blijven totdat ze weer terug konden keren naar Aijen. Omdat het echtpaar hen graag als evacués had en omdat de jonge vrouwen het goed konden vinden met hun gastgezin namen ze het aanbod graag aan. In avond, kwam broer Piet met gevaar voor eigen leven, hij verbleef elders in de buurt, bij hen langs om te zeggen dat ze de volgende dag toch weer verder moesten trekken omdat het huis van hun gastgezin aan de spoorlijn lag, te gevaarlijk oordeelde hij. Hij had gelijk. Het huis waar ze hadden willen blijven, werd op de dag waarop ze vertrokken opgeblazen, de bewoners vonden de dood. Dinie en Mia hoorden het toen ze s, avonds op een ander adres verbleven en waren totaal aangeslagen. Op de weg terug kwamen ze in Balkbrug terecht, waar Dini in een soort kliniek terecht kwam. Tijdens de looptocht werden ze af en toe onderzocht op TB en werd er naar hartenlust met poeder gedesinfecteerd, vreselijk.
Bij Dini was er een vermoeden dat ze misschien TB zou hebben opgelopen, achteraf bleek het onjuist. Ze bleek veel antistoffen tegen TB te hebben aangemaakt, maar voor de zekerheid moest ze in een soort kliniek waarvan de directrice een dubbelrol speelde. Ze heulde met de Duitsers maar had ter camouflage een paar Joodse baby’s in onderduik op een ziekenzaaltje. Deze baby’s kregen gloeiend hete melk te drinken en samen met een groep jongens en meisjes die ook ter plekke waren hebben ze een plan gemaakt om de directrice te ontmaskeren. Het was heel spannend en stoer en het plan is gelukt. Zo was de oorlogstijd een tijd vol spanning maar ook saamhorigheid.
Terug in Aijen volgde een grote desillusie. De inderhaast voor vertrek begraven waardevolle spullen waren reeds door teruggekeerde bewoners opgegraven. Hoe waardevol het was weet ik niet. Wel dat moeder haar hele uitzet, tafellakens slopen en lakens vol met fijn borduurwerk, was geroofd. “Opeens was de saamhorigheid weg”. De teleurstelling was groot. Toen wij er in de jaren 50 vakantie vierden, leek er af en toe een sluier van gespletenheid over het mooie Aijen te hangen. Tijdens de oorlog en door de evacuatie leerde mijn moeder mijn vader kennen. Haar oudste zus Mien had haar man al eerder leren kennen en was tijdens de oorlog getrouwd. Toen hun eerste kindje werd geboren hielp moeder mee tijdens de kraamtijd.
Toen vader tijdens het uitvoeren van zijn hobby, achter zijn ezel hun eeuwenoude boerderij op doek zette, ontmoette hij Dini uit Aijen. Samen hielpen die mannen uit Twente ook met de wederopbouw van Noord Limburg. Ook zus Wies trouwde met een man uit Twente. Zo trouwden 3 dochters van de Geurts familie uiteindelijk in Twente. De jongste zus Mia en de verlegen opvolger van de boerderij Grad, in Aijen bleven wonen. De oude boerderij veel hoger gelegen boerderij werd niet meer hersteld. De uitgedunde familie woonde een poos in een noodwoning. Tegenwoordig is het een schuur maar nog wel enigszins herkenbaar. Er kwam een soort schadeloosstelling en er werd een nieuwe boerderij woning gebouwd..
Marianne Poelman-Morsink (Dochter van Dini Geurts) Namens de familie Geurts