headerimg

 

Lei Hendrikze alias Len van de Halve Maon

De illustere Aijenaar Lei Hendrikze werd te Well geboren op 7 februari 1892 in het buurtschap “Bosserheide”, daar waar de graafmachines en zandzuigers werkzaam zijn geweest en een sluizencomplex werd gebouwd. Op 4 jarige leeftijd verhuisde Lèn met zijn ouders naar een zogenaamde “ossen-boerderijtje” aan de Halve Maon dicht langs de huidige rijksweg tussen Well en Aijen. Het boerderijtje was tevens “herberg” (logement). De familie Hendrikze ging inwonen bij “Grad den Dekker”en diende hiertoe deze vrijgezel “aan zijn eind te brengen”. Na diens dood ging het huis op de Halve Maon over op de vader van Lèn “Den Rooie Grad”. Vandaar dus de dubbele bijnaam van Lèn: “Lèn van den Dekker” en “Lèn van de Halve Maon”. Op 11 jarige leeftijd werd Lèn “schoolvrij” en moest er gewerkt worden. Tijd om herrie te schoppen en steun te trekken was er toentertijd niet bij. Met ouderen ging Lèn al vroeg mee om in de Duitse grensstreek in de veldovens te werken voor de fabricage van stenen. In Kervendonk bij “den Mölder” werd in veldovens getiggeld, doch dit was alleen tijdens de zomermaanden. Gedurende de lange wintermaanden moest er ander werk gezocht worden o.a. in het hout werken, of op het Wellsche Kasteel. Daarna werd Len boerenknecht en op 12 jarige leeftijd “verhuurde” zijn vader hem aan boer Peters op de Grote Waay als koehard ( koeherder) en als bierbrouwersknecht. Verder moest hij hier per hondskar de melk naar de handkracht-zuivelfabriek in Wellerlooi vervoeren. Na een paar jaar werd Lèn “verhuurd” aan Piet Wijers in Aijen, waar Lèn één honderd Duitse Marken per jaar verdiende. Lèn mocht wel met de paarden omgaan, echter niet met het rijtuig, dat deed Piet zelf. In Aijen kreeg Len het te kwaad met veldwachter Kurvers, die als bijverdienste, fietsen verhuurde. Len had zelf geen fiets. Veldwachter Kurvers had een kwade fikshond en toen die de broek van Len stuk scheurde gaf het woorden met de veldwachter toen deze aan zijn dagelijks borreltje bezig was. De politie-zaak werd zodanig geregeld gedurende dat hij een dag gratis een fiets van de veldwachter mocht lenen.

’s Zondagsmorgens moest er worden gebeugeld bij Verstraelen en bij het MENDJE en werden de 13 herbergen van Aijen bezocht!! Met beugelen werden sigaren verdiend en zo kon het gebeuren dat Len op maandag met een dikke sigaar in de mond op de kar naar het Heiveld reed, dit tot ergernis van de “heer” boeren. Doch rond Allerheiligen kreeg Lèn op het bietenveld herrie met boer Wijers op het bietenveld, hij stak de riek in de grond en nam de kortste weg naar de Halve Maon. Nog dezelfde avond zijn vader Rooie Grad met Len de kleren en het verdiende geld gaan ophalen. Echter, wel de kleren, doch geen loon gaf het en zodoende had hij 10 maanden voor niks gewerkt, een strop van 90 marken! De volgende morgen werd Lèn "verhuurd" aan Kobus van Aerssen den dorpsbekker in Wellerlooi, die tevens herberg en winkel had. Lèn moest samen met Kobus of met Nel de meid den boer op met de kremmerskar. Na een paar jaar ging Lèn weer naar de veldovens in Duitsland en vervolgens hout kappen voor de GEGEWERKE in Weeze. Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak was Len voor GEENEN in Xanten bezig met het kappen van een bos. Op zaterdag werd er in Holland “gemobiliseerd” en Lèn moest zich te Blerick inlijven bij de soldaten om vervolgens naar Utrecht en Den Haag te vertrekken. Elke avond had Lèn in elke arm een andere meid en enige tijd later werd Lèn oppasser bij de kapitein. Na een maand werd hij te WAALSDORP bij het veldleger ingedeeld en toe hij van een collega hoorde dat deze bij het veldleger in Maashees was ingedeeld nam hij voor een fooi van 10 gulden deze verplichting over. Onderweg vernam hij echter dat niet Maashees maar Maarheeze de eindbestemming bleek te zijn. Len werd oppasser van de kapitein en toen brak er een goeie tijd aan. Smokkelen en stropen en met de kapitein op jacht gaan was schering en inslag. In Amsterdam moest hij telkens de jachthond van de kapitein ophalen en soms nog zijn eigen jachthond op de Halve Maon. Het kwam wel eens voor dat alle “Limburgers” tegelijk in de bajes zaten. Met het veldleger heeft Len 60 legerplaatsen langs de Brabant-Belgische en de Limburg-Duitse grens gehad. In Maarheeze vroeg een 30-jarige dochter van 2de Kamerlid (Groenedaal) hem ten huwelijk. Maar daar had Len geen zin in, het leven was zo mooi.

Na de mobilisatie keerde Lèn terug naar Well en begon een handel in varkens, rundvee, kippen, aardappelen en stro. Alle varkens werden uit de hand verkocht. Later werd Lèn zelfs Kringzaakvoerder van de LIMCO (Weert) voor het gebied Gennep. Tot Lèn bijna 80 jaar was, bleef hij handel drijven. Op 12 april 1918 trouwde Lèn in Roermond met Elisabeth Nijssen. Zijn echtgenote overleed reeds het jaar daarop op 31 juli 1919 en liet Len met een dochtertje achter. Op 14 augustus 1923 trouwde Lèn te Wemb bij Weeze met An Reinders. De “trouwmis” met 3 Heren+koffietafel bij Jan van de Vorst te Wemb kostte fl 2,50 in totaal. Daarbij was ook nog voldoende wijn geschonken. In Bergen langs de Rijksweg heeft Len zelf een huisje gebouwd. In zijn jeugd heeft Lèn wel gestroopt, doch daarna werd hij een verwoed jager. Jan den Duvel kwam tussen 1900 en 1910 vaak jagen nabij de Halve Maon. Tijdens de middagpauzes ging Lèn samen met Kelders en Jean Vergeldt gauw de strikken lichten, die ze voor de komst van Jan den Duvel hadden uitgezet. Als stroper en nadien als jager, valt niet te verwonderen dat Len ook een goed geweerschutter was. Hij was pas 15 jaar of hij werd al lid van het St.Anthonius Gilde te Well, waar hij in 1918 Koning werd. Nadat Lèn in Bergen was gaan wonen, werd hij lid van het Schutters Gilde “St.Petrus”, waar hij 25 jaar voorzitter bleef. Tevens was Lèn 25 jaar Voorzitter van de Schuttersbond “Venray en Omstreken”. Beschermheer hiervan was J. Baron de Weichs de Wenne. Na de Tweede Wereldoorlog is de bond van Venray niet wedergekeerd. In Bergen was Lèn 2 jaar achter elkaar Koning. Het jaar daarop schoot Frans Michels voor zijn neus de vogel af, anders was Len keizer geworden. Samen met anderen heeft Len in 1960 in Aijen de Geweerschutterij “St.Paulus” opgericht. Deze schutterij fuseerde op 1-1-1962 met het Aijens Gilde “St Antonius Abt/St.Agatha”.

Vanaf die tijd is Lèn steeds bestuurslid van dit Gilde gebleven. Koninginnedag 1967 ontving Len de Zilveren medaille verbonden aan de Orde van Oranje Nassau. Daarnaast is Lèn nog voorzitter en goed biljarter van “ONSPLEZIER” in Bergen. Verder was Lèn van 1945 tot 1969 Bestuurslid van de Bergse Fanfare. Len was steeds op stap, zodoende kon hij veel doen voor het verenigingsleven, daarbij gesteund door zijn vrouw Annna, deze had steeds begrip voor het drukke werk van haar man. Naast de Jagersclub en de Schutterij heeft Len bij de geboorte van Prinses Beatrix in Bergen in 1938 het Oranje-comité mee opgericht en bleef hier ruim 30 jaar lid van. Toen de Fanfare in Bergen in 1958 te Bergen met Carnavalsviering begon was Len  met zijn vrouw een der eersten die eraan meededen. Naast het bestuurslidmaatschap van de Aijense schutterij ”St.Agatha" was hij nog tamboer-maître van de drumbanden. Bijna elke zondag ging hij op concours met de schutters en schoot nog altijd als in zijn jonge jaren, dit ondanks dat hij “biggelt”, doch daar helpt de dagelijkse borrel het beste voor zegt hij.

Dit alles heeft van Len een “legendarisch” figuur gemaakt, ondanks zijn bijna 92 jaar las hij nog dagelijks zijn krant, ZONDER BRIL! Ook in het verzet heeft Len zich verdienstelijk gemaakt, bij de Meerssenbosch tussen Well en Wellerlooi heeft hij Duitse Joden te voet opgehaald en vervolgens per auto naar Amsterdam begeleid. Vandaar dat het deze legendarische Bergenaar op zijn 90 verjaardag niet aan belangstelling ontbrak. Nadat Lei Hendrikze, alias “Len van de Halve Maon”, op 7 februari 1987, samen met de Aijense Gildebroeders en vele anderen, nog zijn 95ste verjaardag heeft gevierd, is hij op 10 augustus 1987 in zijn huis aan de Rijksweg in Bergen overleden. Len was een grote persoonlijkheid in de Gilde-en Schutterswereld, 5 keer was hij Koning.  Hij was 25 jaar voorzitter van “St.Petrus” te Bergen en 25 jaar voorzitter van de Schuttersbond van Venray en Omstreken. Gedurende 50 jaar was hij Tamboer-maître bij de schutterijen en de fanfare van Bergen. Ook stond hij aan de wieg van biljardclub “Ons Plezier”, het ”Oranje-Comité” en de oprichting van de Carnaval in Bergen. Len is met “Gilde-eer” begraven in de St.Petrus-kerk te Bergen. De Schutters en Gildebroeders van Mook tot Well fungeerden als “slippendragers”.