headerimg

 

Familie Rühl in de Hoeningen.

Het was in 1910 dat de vader van Grad Rühl besloot van "de Panoven" in Milsbeek naar "de Hoeningen" in Aijen te verhuizen. In "de Hoeningen" woonden destijds maar 2 families Sweijen. Na het overlijden van Dhr. Sweijen, hertrouwde Mevr. Rutten-Weijenberg met Dhr.van Bree, af- komstig van over de Maas. Zij gingen wonen op de Suiker- berg samen met haar zoon Jan Sweijen en Oom Tinus Sweijen.

De vader van Grad Rühl was in 1914 gehuwd met Petronella Giesbers. Zij kregen 6 kinderen Jan, Jaap, Grad, Wim en Herman. Er werd ook nog een dochter geboren die al na anderhalf jaar overleed. Grad, Wim en Jaap bleven in Aijen wonen. Dat er vroeger hard gewerd moest werden weet Grad nu nog te vertellen. ’s Zomers om half vier in de ochtend opstaan om het koren met de hand te maaien. Dat gebeurde met een zicht (een zeis met een korte steel) die daarbij met 1 hand vastgehouden werd. In de andere hand de “pik” (een gereedschap om bij de maaislag het koren overeind te houden). Daarna werd het gemaaide koren gebonden met enkel “korenaren”. Dit binden was vrouwenwerk, 1 vrouw moest dan 2 maaiers bijhouden.

In de herfst werd het koren in de schuur gedorst. Dit gebeurde met een dorsvlegel op een lemen vloer. Hierbij werd beurtelings door 2 of 3 personen met het bovenste deel (de  knuppel), dat met een stuk leer aan de steel verbonden was, op de aren geslagen, waardoor het zaad uit de aren viel. Dit werd samen met het kaf verzameld en met een wanmolen werd d.m.v. lucht het kaf van het koren gescheiden. Bij het dorsen met 2 of meer personen werd in volgorde, ritmisch na elkaar op de aren geslagen.

Verder moesten er in de herfst schansen verzameld worden, dat waren bundels van droge samengebonden takken. Deze waren nodig om de “mantelpot” (ketel met een ingebouwde vuurhaard) te stoken. Hierin werd dagelijks het varkensvoer gekookt. Grad werkte als 18-jarige al vroeg als boerenknecht bij Frans van Douveren op "de Vorsthof". In 1953 vertrok Grad met zijn Marieke Linders als pioniers naar de polder. Daar werd gewerkt op zware kleiland, maar goed dat Grad op "de Vorsthof" had geleerd met paarden om te gaan. Het ging hem ook goed af met 2 paarden voor de ploeg de zware klei om te ploegen.

In 1958 keerden ze weer terug om 26 jaar lang op de Halve Maon op hun boerenbedrijf te werken. Toch bleef als echte Aijenaars het dörpke Uje hen trekken. Zo hebben ze beiden nog vele plezierige jaren in Aijen kunnen wonen. Grad verhuisde op 93-jarige leeftijd naar een verzorgingstehuis.

 

 

 

Voor foto’s van de familie Rühl, klik hier.

 

 

 

 

 

Voor foto’s van de boerderij van de familie Rühl, klik hier.

 

 

 

 

 

Voor een artikel over Grad en Marie Rühl-Linders, klik hier.