headerimg

 

De evacuatie van de familie Verhoeven

Mientje Verhoeven is een dochter van Theo Verhoeven. Ze is opgegroeid op de boerderij aan de Parallelweg/Rijksweg, waar ze veel optrok met de kinderen uit de buurt. Later trouwde ze met Toon Leenen. Veel weet ze nog te vertellen over karakteristieke dingen van vroeger, b.v. het klaarmaken en conserveren (inmaken)van eten en het zelf slachten. Het gebruik van zeep was in die tijd iets heel aparts. In de oorlog is de familie Verhoeven geëvacueerd geweest in Hoogeveen en Zuidwolde. Eerst hadden ze zelf al families uit Afferden (familie Fransen en familie Arts, kantonnier Frits Kamers en een oom), als evacuees in huis opgenomen. Vader Theo werd door de Duitsers nog 2 dagen meegenomen voor de Arbeitseinsatz, maar mocht terugkeren vanwege zijn reuma.

 

Over hun eigen evacuatie vertelt Mientje het volgende:

Op 6 Jan 1945 kregen we bericht dat we binnen 1 uur moesten vertrekken. Vader Theo, moeder Hanna (Hanneke), Jan, Mientje, Toon, Elly, Riet, Wiel en Greet, iedereen moest mee. Greet was net uit het kinderstoeltje gevallen en had daardoor een flinke ontsteking aan het hoofd. De knecht Wim Ruhl en meid To Venbrux gingen ook mee. To was heel zorgzaam en ze vond dat door mee te gaan met de familie Verhoeven, ze meer kon betekenen dan wanneer ze thuis bleef. Datzelfde gold ook voor Wim, wiens vader al op 17-jarige leeftijd was gestorven. De Duitse soldaten haalden ondertussen de metworst van de zolder weg. Met 2 kruiwagens, de kinderwagen, wat kleding en een kistje sieraden, gingen we op weg.

Bij de familie Kessels (bijnaam: ”De Leeuwerik”) op de Siebengewaldseweg stond een legerwagen. Toon, Elly, Riet en Wiel werden op de legerwagen gezet, samen met moeder. Dit is me nog altijd bijgebleven, want in de oorlog deed een legertruck je namelijk denken aan transport ver weg. Ik dacht dan ook dat ik ze nooit meer terug zou zien. Mientje en Jan duwden de kinderwagen waar Greet in lag, met behulp van de familie Koppes en familie Horne. Vader Thei Verhoeven fietste (op een fiets met houten banden) af en toe vooruit, waarschijnlijk om te kijken of de familie ook nog bij elkaar bleef. In Weeze kwam iedereen weer bij elkaar. De dienstmeid had onderweg wat melk weten te regelen voor het kleinste kind Toon. Toen de melk warm werd gemaakt in een “peentje” boven kaarsvuur, stonden we met z’n allen met open mondjes om moeder heen, om te kijken of er nog wat voor ons overbleef. Daar werd voor de eerste keer overnacht.

De tocht ging verder in een legertruck naar Kleve. We kwamen in een school terecht, waar het een smerige boel was. Van daaruit ging de tocht naar ’s Heerenberg. Hier kwamen we in een café/zaaltje terecht waar we op stro sliepen. In ‘s Heerenberg hadden de Duitsers het paard en wat goederen weggehaald van de familie Koppes. Daarna gingen we verder naar Terborg. Hier kwamen we ook weer in een café/zaaltje terecht. Moeder zat met de kleinste kinderen bij mensen in huis. Hier verbleven we een paar dagen. In het zaaltje stond een kacheltje waar verschillende moeders en grootmoeders met uitgestrekte armen kleding aan het drogen waren voor de kinderen. Vanaf hier ging de tocht per legerwagen, of met paard en wagen naar Doetinchem. Van Doetinchem per goederentrein naar Deventer. Daar hebben we geslapen in een ziekenhuis. Van daaruit gingen we naar Raalte, toen naar Ommen en Balkbrug.

Hier kregen we rond de middag eten, wat gelijk stond aan varkensvoer. De schil zat nog om de aardappelen heen. Het was niet te eten. Ook de groten lustten het niet. We schepten het eten allemaal in een schaal en staken de vorken en de lepels erin. Het eten werd hier niet opgegeten. ’s Avonds bij de boterhammen werden wij kinderen opgestookt om maar veel boterhammen te vragen, zodat de groten ook de maag gevuld kregen, slim hè! De laatste tocht ging naar Hoogeveen. Hier kwamen we in de kerk terecht, waar we heerlijke karnemelkse pap kregen. We kwamen daarna terecht in een hal van EBO, een oude confectie zaak. Van hieruit werden we naar de gezinnen gestuurd, waar ze konden blijven. Deze gezinnen kregen hiervoor een vergoeding. Vader en moeder met de kleinste kinderen en de knecht, kwamen bij de familie Faken terecht, een grote boer met wel 25 stuks vee. Wij noemden hen altijd ome Jan en tante Jen.

Na een week mochten vader en moeder zelfs in het opkamertje slapen en de rest boven op de vloer. To Verberne, de dienstmeid, Jan, Wiel, Greet en ik waren bij de familie Drent ingekwartierd. Wij hadden het ook goed en sliepen in de bedkasten. Hier sliepen ook oom Gerrit en tante Femmie met hun zonen Gardi, Marinus, Jan en Geert. Ook de familie van Drent was een boerengezin, maar Drent was ook nog melkventer. Tante Femmie bakte in de oorlogsjaren nog knijpers (een soort platte wafels). Lekker waren die! We werden goed opgevangen in de families en kregen daar een flinke opknapbeurt. De families waren allebei streng gelovig en op zondag mocht niets worden ondernomen. Wiel is daar na 1 dag al in een mestput gevallen. Het dorp Alteveer was een aaneenschakeling van wieken (kleine kanalen). De melk werd opgehaald in boten. Ook de bakker kwam het brood rondbrengen met een boot. Bijna iedereen van de familie is wel een keer in het water gevallen. We werden dan gered door omstanders. We waren het water niet gewend.

In Alteveer dachten de bewoners dat vader Verhoeven schoenmaker was. Iedereen kwam met schoenen om deze te laten repareren, wat echter niet kon. Vader kon alleen maar klompen heugen, zoals ze dat noemden. Vader Verhoeven heeft Alteveer een keer behoorlijk laten schrikken. Hij had namelijk geen eigen teelt tabak meer voor zijn pijp. Vader ging op een morgen op de fiets naar Assen waar ome Handrie geëvacueerd was, om te vragen of die nog wat tabak had. Hij kwam ’s avonds niet meer thuis. Moeder heel erg ongerust. De reden was dat de Tommy’s zoals we ze noemden, weer in de lucht waren met geschut. Dus te gevaarlijk om naar huis te fietsen, dit mocht ook niet. De dag erna was de hele buurt in rep en roer want Verhoeven was niet weergekomen. Maar zo tegen 11.30 uur kwam Verhoeven weer op zijn fietsje terug, met 2 pond tabak in een rode zakdoek geknoopt, aan de fiets hangend. Vader kon weer roken en moeder, de kinderen en de buurt waren weer blij.

Op 5 Mei zijn we bevrijd en op 2e Pinksterdag zijn we huiswaarts gekeerd. Een oom en tante hadden geregeld dat we met een vrachtwagen van Van Haren uit Nijmegen, samen met de familie Sef Urselmann, terug naar huis konden keren. Vader was kort daarvoor al met de fiets naar huis teruggegaan. De familie Verhoeven had een dermate goede band met de gezinnen opgebouwd, dat ze stonden te huilen toen het gezin weer vertrok. De familie Faken had zelfs aangeboden dat Ellie de boerderij kreeg wanneer ze daar zou blijven. Thuis aangekomen was het een grote teleurstelling. Veel was kapot of weggehaald. Het serviesgoed was stukgegooid en de kleren en het linnengoed waren verbrand. Langs de Rijksweg stond alles vol met munitie. Tijdens de wederopbouw kregen we weer wat vee toebedeeld via “landbouwherstel”. Toch knap dat mijn ouders alles weer hebben opgebouwd en verder zijn gegaan. Het is onbekend wie de gehele tocht georganiseerd had. Na de oorlog hebben we de gezinnen waar we geëvacueerd waren nog verschillende malen bezocht.